Overgangsrecht Omgevingswet

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 hebben we ook te maken gekregen met het bijbehorende overgangsrecht uit artikel 4.6 Invoeringswet Omgevingswet (Iw Ow).

Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Iw Ow blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Ow ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot dat plan onherroepelijk is.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft in een uitspraak uiteengezet welk recht van toepassing is op vervolgbesluiten die na 1 januari 2024 worden genomen na vernietiging van een ruimtelijk plan. De Afdeling gaat in die uitspraak (ECLI:NL:RVS:2024:1174) in op enkele veelvoorkomende scenario’s. Een van de belangrijkste conclusies is dat nadat de Afdeling bestuursrechtspraak een bestemmingsplan heeft vernietigd, op een nieuw besluit sinds 1 januari 2024 in veel gevallen de Omgevingswet van toepassing zal zijn.

De Afdeling concludeert dat wanneer het bestemmingsplan van kracht is geworden, dit onderdeel uitmaakt van het omgevingsplan van rechtswege. Er is in dat geval geen sprake van een schorsing door een voorlopige voorziening. Wanneer dit bestemmingsplan volledig wordt vernietigd dient er – om dit plan alsnog mogelijk te maken – een wijziging van het omgevingsplan te worden gemaakt onder de werking van de Omgevingswet.

Indien het bestemmingsplan wel volledig geschorst is mag bij vernietiging door de Afdeling van het bestemmingsplan wel een gewijzigd bestemmingsplan worden vastgesteld onder de vigeur van de oude wetgeving indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • het vast te stellen bestemmingsplan wijkt niet wezenlijk af van het ontwerpbestemmingsplan en;
  •  er is geen sprake van wijzigingen die niet van ondergeschikte aard zijn.

Verschil met de eerste situatie is dat hierbij het bestemmingsplan door de schorsing niet van kracht is geworden en geen onderdeel heeft uitgemaakt van het omgevingsplan. Het overgangsrecht uit artikel 4.6 tweede lid Iw Ow is dan nog van toepassing. Ook indien een plan gedeeltelijk is geschorst en de Afdeling die plandelen vervolgens vernietigd mag worden teruggevallen op het ontwerpbestemmingsplan indien voldaan wordt aan voornoemde voorwaarden.

Indien de Afdeling een bestemmingsplan volledig vernietigd en slechts onderdelen van het bestemmingsplan zijn geschorst door de voorlopige voorziening binnen de beroepstermijn moet er een wijziging van het omgevingsplan worden gemaakt onder de regels van de Omgevingswet.

Op de website van de Raad van State is aan de hand van een stroomschema inzichtelijk gemaakt hoe het overgangsrecht moet worden uitgelegd. Indien u daarover vragen heeft kunt u contact opnemen van een van onze juristen voor een nader advies.


Afdrukken   Email