Een onderzoek naar belangafweging is volgens de Raad van State ook verplicht en noodzakelijk bij een consoliderend bestemmingsplan.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft recentelijk een interessante uitspraak gedaan over het consoliderend bestemmingsplan. Een consoliderend bestemmingsplan is een bestemmingsplan waarin de bestaande en vergunde rechten worden vastgelegd. In de uitspraak van 25 januari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:270) voorziet het bestemmingsplan in de vastlegging van de reeds onherroepelijk verleende vergunning voor de bouw van een nieuwe supermarkt.
De eigenaar van een nabijgelegen winkelpanden voert in beroep aan dat het plan meer vormen van detailhandel toestaat dan de supermarkt zoals opgenomen in de vergunning. De raad stelt zich op het standpunt dat in paragraaf 3.1 van de plantoelichting staat dat het plan de reeds vergunde situatie vastlegt en geen andere bouw- of gebruiksmogelijkheden mogelijk worden gemaakt in het plangebied dan die al mogelijk waren. De ruimtelijke gevolgen daarvan zijn al beoordeeld in de eerdere procedures.
De Afdeling volgt dit standpunt niet stelt vast dat in de plantoelichting en de bijbehorende stukken alleen is onderzocht in hoeverre het toestaan van een supermarkt in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling begrijpt dat de raad voor het overige heeft beoogd een consoliderend bestemmingsplan vast te stellen. Ook bij een consoliderend bestemmingsplan is de raad verplicht te onderzoeken of op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen wellicht andere bestemmingen en regels voor gronden moeten worden vastgesteld.
De raad heeft in het geheel niet onderzocht of het in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening om binnen het plangebied andere vormen van detailhandel toe te staan dan de supermarkt. De enkele stelling van de raad dat de andere vormen van detailhandel dan de supermarkt op grond van het vorige plan ook al waren toegestaan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar waren, acht de Afdeling onvoldoende. De raad had moeten onderzoeken in hoeverre het toestaan van andere vormen van detailhandel naast de supermarkt ruimtelijk aanvaardbaar en daarbij de belangen van appellant moeten meewegen.